Een paar jaar geleden kreeg de Amerikaan Bill Earls een zware hartaanval. Kort daarna onderging hij een uitgebreide bypass-operatie. Earls is ervan overtuigd dat hardlopen zijn leven gered heeft. Lees zijn persoonlijke notities over oorzaak, gevolg en revalidatie.

Van generatie tot generatie
In mijn familie komen veel hartkwalen voor. Daarom hield ik mijn voedingspatroon goed in de gaten, rookte niet en dronk amper alcohol. En waarschijnlijk het belangrijkste: ik liep hard. In 1972, ik was toen dertig, ben ik daarmee begonnen. Toen mijn broer in 1989 stierf aan een hartkwaal was dat voor mij een reden om nog meer aandacht te besteden aan mijn voeding en training. Ook ging ik jaarlijks een cardioloog bezoeken. Ik wist dat hardlopen me extra beschermde tegen hart- en vaatziekten. De aerobe eisen die het lopen stelt, zorgen ervoor dat het lichaam meer bloedvaten ontwikkelt om het hart van de benodigde zuurstof te voorzien.

Het werd 1993 en ik was gaan geloven dat een hartaanval aan mijn deurtje voorbij zou gaan. Maar ondanks mijn gezonde leefgewoontes, kon ik de stress niet ontlopen. Ik ondervond stress van mijn werk, mijn gezinssituatie en had financiële zorgen. Deze factoren zorgden bij elkaar toch voor de genadeklap.

Invalide
Toen ik op een zondagochtend wakker werd met pijn in de borst, die zich uitbreidde naar mijn kin en linkerschouder, had ik eigenlijk direct het alarmnummer moeten bellen. Het ambulancepersoneel zou dan al wat hebben kunnen doen voordat ik het ziekenhuis bereikte. In plaats daarvan liet ik me door mijn vrouw naar het ziekenhuis rijden. Ik had geluk dat het dichtbij was.

Weinig dingen zijn meer levensbedreigend dan een hartaanval: ongeveer eenderde van alle mensen die een hartaanval krijgen, sterft nog voordat medische hulp kan worden toegepast. Binnen één minuut na mijn aankomst in het ziekenhuis werkte het eerste-hulpteam op volle toeren. Een zuster gaf me een nitroglycerine-pil, een andere vroeg naar mijn medische geschiedenis, ik kreeg een injectienaald in mijn hand en werd voorzien van tal van draden en klemmen voor een elektrocardiogram. Het eerste ECG liet zien dat er iets mis was met mijn linkerhartkamer, de kamer die het bloed naar de rest van het lichaam pompt. Ik had op dat moment een hartaanval.

De artsen wisten echter nog niet precies wat er mis was. Ze openden een slagader nabij de lies, duwden een slang in het hart en injecteerden een gekleurde vloeistof die zichtbaar is op röntgenfoto's. De röntgenfoto's toonden aan welke aders waren aangetast. De doktoren vonden een verstopping in mijn hart. Met behulp van een kleine ballon werd het bloedvat wijder gemaakt en opengehouden. Omdat ik ondanks het dotteren steeds terugkerende kramp in mijn borst had, werd besloten tot een bypass-operatie.

Een dergelijke operatie is riskant en het genezingsproces kan lange tijd duren. Maar zonder een bypass zou ik mogelijk een invalide hartpatient worden. Om van hardlopen maar niet te spreken.

Revalideren
Toen ik zes dagen na de operatie thuiskwam, was ik bleek, dun en futloos. De eerste twee weken verliet ik het huis nauwelijks. Een keer per dag liep ik de trap op en af. Rond een uur of elf 's ochtends deed ik een dutje. Na de lunch deed ik opnieuw een dutje. Mijn belangrijkste inspanning was het lopen van negentig meter om de krant te halen.

Langzaam kreeg ik weer wat energie. Tegen de tijd dat ik naar het revalidatiecentrum ging, kon ik 750 meter wandelen, soms twee keer op een dag. Drie dagen per week trok ik mijn trainingspak aan om oefeningen te doen. Via signalen naar een monitor werd ik in de gaten gehouden. Bovendien kreeg ik advies over voeding en het omgaan met stress.

Mijn belangrijkste doel was weer te gaan hardlopen. In de eerste twee weken wandelde ik vijf minuten op een loopband, daarna trapte ik vijf minuten in langzaam tempo op een hometrainer. Op dagen dat ik niet naar het revalidatiecentrum ging, wandelde ik veel. Ik paste er overigens wel voor op in een keer teveel te doen.

De ommekeer
Toen kwam het moment dat ik vijftien seconden mocht joggen op de loopband, gevolgd door 45 seconden wandelen. Later kon ik een minuut joggen en een minuut wandelen. De verpleegkundigen zeiden dat ik dat weekend thuis hetzelfde mocht doen. Ik verhoogde mijn tempo tot snel joggen en vervolgens echt hardlopen. Vanaf dat moment wist ik dat het weer helemaal goed met me zou komen.

Ik schreef ik me weer in voor verschillende veldlopen, en liep een tien-kilometerwedstrijd in 49.18. Dat was zelfs sneller dan voor mijn hartoperatie! Ik houd mezelf niet voor de gek: ik weet dat ik niet onsterfelijk ben. Maar ik zou een groter risico lopen als ik niet aan deze sport deed. Hoewel iedere arts die ik heb gesproken me waarschuwde voor langdurige zware inspanningen, hebben ze me ook geadviseerd vooral te blijven trainen.

Dus dat doe ik. Ik loop vijf tot tien kilometer, drie of vier keer per week. Natuurlijk, soms is het hard werken. Maar ik zeg tegen mezelf dat ik extra bloedvaten aan het kweken ben, en dat die me nog altijd in leven houden.