Het heupgewricht is een zeer stabiel gewricht, dat maar beperkte beweging toelaat. Het vormt de verbinding tussen rug en bekken met de benen. Mede door de grote belastingen is het gewricht stevig geconstrueerd. De gewrichtskop zit goed opgeborgen in de diepe kom als onderdeel van het bekken. De kapsel-bandstructuren zijn sterk, zodat een ontwrichting zelden voorkomt.

Spieren rondom het heupgewricht

Rond het heupgewricht bevinden zich spieren die de beperkte bewegingsuitslagen van het gewricht mogelijk maken. Buiging van de heup wordt vooral mogelijk gemaakt door de iliopsoas: een zeer grote en sterke spier, die vanuit de lage rug via het bekken naar de binnenzijde van het bovenbeen loopt. De buiging wordt tevens nog geholpen door de bovenbeenspieren, zoals de quadriceps. Deze loopt van de bekkenrand naar de knie en zorgt tevens voor een strekking van het kniegewricht. De beweging van het bovenbeen naar binnen wordt uitgevoerd door de adductoren. Aan de buitenzijde van het heupgewricht bevindt zich het peesblad van de tractus iliotibialis, die een stabiliserende functie voor de heup heeft en tevens doorloopt naar de buitenzijde van de knie. De abductiebeweging van de heup (naar buiten) wordt ondersteund door de middelste bilspier (gluteus medius).

'Buiging van de heup wordt vooral mogelijk gemaakt door de iliopsoas'

Strekken van de heup

Bij de strekbeweging van de heup zijn de bilspieren van belang. Deze maken het bij uitstek mogelijk om rechtop te kunnen staan. Draaibewegingen in het heupgewricht worden uitgevoerd door een samenwerking van de eerder genoemde spieren, waarbij de diepe bilspieren (bijvoorbeeld de piriformis-groep) een belangrijke rol spelen. Op plaatsen waar pezen over uitstekende gewrichtsdelen lopen, maken slijmbeurzen het mogelijk dat de weefselstructuren over elkaar glijden.

Letsel aan het heupgewricht

Bij een fors gewrichtsletsel is een breuk van de hals van de heupkop vaker de oorzaak van langdurige invaliditeit. De kans hierop neemt toe bij een voortschrijdende botontkalking, zoals op hogere leeftijd vooral bij vrouwen wordt gezien. Regelmatige belasting van de onderste ledematen, bijvoorbeeld in de vorm van veel wandelen of hardlopen, verkleint de kans op heupfracturen en beïnvloedt de mate van botontkalking gunstig.

Letsel door overbelasting

Botbreuken in de nek van het bovenste deel van het dijbeen - en soortgelijke letsels - kunnen ontstaan door langdurige overbelasting bij hardlopen. Wij spreken dan van een vermoeidheids- of stressfractuur. Deze zien wij vaker in de voet, het scheenbeen of het kuitbeen, maar ze komen - sporadisch - ook voor in het bovenbeen, de heup en het bekken. Bij aanhoudende pijnklachten van de heup moet men op dit soort letsels bedacht zijn. De genezing duurt vaak meer dan twee maanden, waarbij een voorzichtige opbouw met krukken en onbelaste bewegingsvormen (aquajoggen, fietsen) belangrijk zijn.

Groeigebonden afwijkingen

Bij jeugdigen komen groeigebonden afwijkingen van de heup voor, die ook ernstige gevolgen kunnen hebben voor de functie van de heup op volwassen leeftijd. In de leeftijdsgroep van 3 tot 11 jaar bestaat de ziekte van Perthes, een afwijking van de kop van het dijbeen, die zich meestal uit in pijn in heup of lies en mank lopen. Om verergering van de situatie te voorkomen, is rust vaak de beste optie. Later (11 tot 16 jaar) kan de groeischijf van de dijbeenkop afschuiven. De pijn wordt hierbij in heup, lies of knie aangegeven. Een operatie kan de kop aan de hals van het dijbeen fixeren.

Een scheuring in het bovenste deel van de rectus femoris, een quadricepsspier die over het heupgewricht heen loopt, ontstaat door een plotselinge, snelle buiging van de heup bij een sprintbeweging. Er is pijn, lokale drukpijn en soms onvermogen om de spier aan te spannen. Bij de oudere jeugd moet men ook bedacht zijn op het afscheuren van de aanhechting van de rectus femoris bij de bekkenrand boven de heup.

Botuitsteeksel

Aan de binnenzijde van de dijbeenhals bevindt zich een botuitsteeksel: de trochanter minor. De iliopsoas zit hieraan vast. Door overbelasting van deze belangrijke heupbuiger kan een ontstekingsreactie ontstaan. Tevens is een slijmbeurs rond deze plek aanwezig, die ook kan ontsteken. Tijdens buiging van de heup treedt diep in de lies-heupregio pijn op, die tijdens hardlopen vooral wordt gevoeld wanneer het been wordt geheven en de paslengte of snelheid wordt vergroot. In het dagelijkse leven is zitten in een diepe stoel, opstaan uit de zithouding en beenhefbewegingen, zoals traplopen, pijnlijk.

Het artikel gaat onder de video verder.

preview for 13 Bekende atleten doen het voor: krachtoefeningen voor thuis

De behandeling

De behandeling van deze, vaak slecht herkende, chronische klachten bestaat uit gedoseerde rust, intensieve rekkingsoefeningen van de iliopsoas en een lagere snelheid met minder beenheffing in training. Vermijd daarbij heuveltraining en wedstrijden.

De slijmbeurs

Het psoasdeel (bij de lendewervels) van de iliopsoas loopt over het heupgewricht heen en kan aanleiding zijn voor een 'knoepend' gevoel of geluid: de snapping hip. Dit laatste wordt vaker veroorzaakt door het bewegen van vezels van de tensor fascia lata (spiertje dat het peesblad aan de zijkant van het bovenbeen aanspant) of van de grote bilspier (gluteus maximus) over de grote draaier van de dij (trochanter major). Behandeling hiervan is meestal niet nodig, hoewel meestal wordt aangeraden de vaak verkorte iliopsoas op optimale lengte te brengen. Met rekkings- en spierversterkende oefeningen zijn de klachten van de knoepende heup vaak goed te bestrijden. Aan de buitenzijde van de goed voelbare trochanter major bevindt zich nog een slijmbeurs, die bij een val op de heup kan gaan zwellen en ontsteken. IJstherapie of een lokale injectie in de slijmbeurs zijn goede behandelmethoden.

Verkalking bij chronische klachten

Aan de binnen-achterzijde van de trochanter major hechten veel spieren vast, die ontstoken kunnen raken. Er is een lokale drukpijn, die goed met een vinger te bereiken is. Bij chronische klachten kunnen verkalkingen ontstaan. Lokale behandeling en eventueel een injectie zijn de beste remedie. De bekleding van botdelen die de gewrichten vormen, bestaat uit kraakbeen. Dit weefsel vervormt als gevolg van belasting en kan zodoende forse, repeterende drukmomenten opvangen. Bij te grote belasting, zoals door een acuut letsel, een instabiel bandapparaat of een afwijkende gewrichtsstand, kan het kraakbeen worden beschadigd.

Kleine beschadigingen kan het lichaam zelf repareren, maar forse afwijkingen leiden op langere termijn tot artrose: slijtage van het gewricht. De risicofactoren die tot artrose kunnen leiden zijn in te delen in uitwendige en lichaamsgebonden factoren. Bij de uitwendige factoren zijn op het gebied van het hardlopen te noemen:

Omvang en intensiteit van de training

Een te snelle toename van de trainingsbelasting kan leiden tot overbelasting van spieren, pezen, botten en gewrichten. Dit geldt voor bijna alle loopblessures en vooral de chronische. De kraakbeenranden en het omgevende gewrichtskapsel raken geïrriteerd en het gewricht reageert met pijn, roodheid, zwelling, warmte-ontwikkeling en een functiebeperking. Bij te weinig aandacht hiervoor treedt onvoldoende herstel op. De zwelling, de veranderde samenstelling van de gewrichtsvloeistof en de veranderde gewrichtsfunctie maken het kraakbeen gevoeliger voor beschadiging.

Schoeisel en ondergrond

De schokdemping van de loopschoen dient, vooral bij zware mensen en bij lopen op een harde ondergrond, alle aandacht te hebben. De belasting die de benen ondergaan, is bij een harde ondergrond soms driemaal groter dan op gras, bosgrond of strand. Het nadeel van schokdempende oppervlakken is echter de ongelijkheid. Het zal duidelijk zijn dat voorzichtig trainen, liefst op een vlak, schokdempend loopoppervlak, te prefereren is.

Runner's World nummer april 2o2o
.

Risicofactoren

Lichaamsbouw

De dikte van het gewrichtskraakbeen en de vorm van de gewrichten is individueel verschillend. Een repeterende belasting, zoals bij hardlopen, heeft bij verschillende personen een andere uitwerking. Sommige personen lopen op langere termijn een groter risico, maar dit voorspellen is moeilijk.

Vroeger letsel

Een gewrichtsletsel kan blijvend zijn. Zo kan knieletsel met meniscus- of kraakbeenbeschadiging vroegtijdig artrose veroorzaken. De eerste verschijnselen zien wij vijftien tot twintig jaar na een dergelijk letsel optreden.

Standafwijkingen en hypermobiliteit

Een afwijkende stand van het gewricht (bijvoorbeeld bij x-knieën) veroorzaakt bij sportbeoefening een asymmetrische belasting van het kraakbeen. De belastbaarheid van het gewricht is relatief verminderd, waardoor kraakbeenbeschadigingen eerder optreden. Bij sporters met een abnormale gewrichtslenigheid of bandslapte is het risico op slijtage van het kraakbeen groter. De gewrichten (wervelkolom, knie, enkel) worden in eindstanden soms gedwongen verder te gaan dan bij stabiele gewrichten.

Veroudering

Weefsels van het lichaam veranderen onder invloed van het ouder worden. De samenstelling van de kraakbeentussenstof verandert geleidelijk, waardoor het kraakbeen minder functioneel wordt. Wanneer men hiermee rekening houdt, hoeft men geen klachten te verwachten. Bij onvoldoende aanpassing kunnen er echter spier-, pees- of gewrichtsblessures ontstaan, die vaak chronisch zijn. Onder deze omstandigheden is later artrose te verwachten.

Kunststofgewricht

Artrose manifesteert zich het eerst door ochtendstijfheid, bewegingsbeperking, gewrichtspijn en snelle gewrichtsirritatie bij belasting. De bij diagnose gevonden afwijkingen, zoals verkalkingen, onregelmatige gewrichtsvlakken en haakvorming aan de gewrichtsranden, stemmen niet altijd overeen met de verschijnselen. Dit heeft te maken met het feit dat kraakbeenafwijkingen vaak moeilijk zichtbaar zijn. Artrose is niet omkeerbaar, maar met een aangepaste belasting is bewegen zeker mogelijk en aan te raden. De operatieve mogelijkheden zijn beperkt tot het verwijderen van blokkerende bot- of kraakbeen-onregelmatigheden en het plaatsen van een kunststofgewricht. Vooral het heupgewricht wordt op deze wijze behandeld. Het gebruikte materiaal is echter ook aan slijtage onderhevig. Hardlopen wordt in zo'n geval altijd ontraden.

Trainingshervatting na gewrichtsletsel

Het weer gaan trainen met een onvoldoende hersteld gewrichtsletsel geeft vaak op langere termijn afwijkingen, die tot artrose kunnen leiden. Trainen op zich lijkt niet schadelijk te zijn. Het lichaam past zich immers aan de extra belasting aan door middel van een betere spierkracht en coördinatie. Het kraakbeen kan zich verdikken, waardoor de belastbaarheid hiervan toeneemt. Een geleidelijke trainingsopbouw, zonder blessures of klachten, kan dan tot op oudere leeftijd de loopsport mogelijk maken.



Volg je Runner's World al op Facebook, Instagram en Pinterest?