De verschillende fases van het bewegingsverloop

In het gehele bewegingsverloop van de loper zijn verschillende fasen te onderscheiden. Een belangrijk begrip hierbij is het verticaalmoment. Dit is het moment waarop het lichaamszwaartepunt (globaal: de heupen) zich boven de - op de grond steunende - voet bevindt en het achterste been bij het naar voren zwaaien door dat vlak komt. Om het hele bewegingsverloop te beschrijven, onderscheiden we achtereenvolgens de voorste zwaaifase, voorste steunfase, achterste steunfase en de achterste zwaaifase.

Voorste zwaaifase

Voordat je het eerste been op de grond neerzet, zwaai je dat been naar voren. Vervolgens zakt het been ter voorbereiding van een actieve, elastische landing. Dit noemen we de voorste zwaaifase.

Begin: Verticaalmoment
Einde: Landen van de voet
Functie: Zwaaifunctie

Observatiepunten techniek:

  • Optimale knieheffing (afhankelijk van de loopsnelheid tot maximaal vijftien graden onder horizontaal).
  • Ontspannen, optimaal ver naar voren laten pendelen van het onderbeen, bij gelijktijdig laten zakken van het bovenbeen (autonome gelijktijdige beweging van boven- en onderbeen).
  • Autonoom naar voren zwaaien van het onderbeen, afhankelijk van de loopsnelheid, tot een weinig voorbij verticaal.
  • Optrekken van de voorvoet aan het einde van het naar voren pendelen van het onderbeen.
  • Het verend plaatsen van de voet op of een weinig voor de loodrechte projectie van het algemene lichaamszwaartepunt, als voorbereiding op een 'rollende pas' (zie verder).

Voorste steunfase

Na de voorste zwaaifase landt de voet, waarna het lichaam zich over dat steunpunt heen voortbeweegt. Dit noemen we de voorste steunfase.

Begin: Landen van de voet
Einde: Verticaalmoment
Functie: Steunfunctie en schokdempingsfunctie (opvangen lichaam bij landing)

Observatiepunten techniek:

  • Elastisch plaatsen van de voet op de buitenrand.
  • Het deel van de voet dat de grond bij de landing als eerste raakt, is afhankelijk van de loopsnelheid.
  • Tijdens het verticaalmoment heeft de voet met de gehele zool bodemcontact (geldt niet voor de sprint).

Achterste steunfase

Na de voorste steunfase komt de voet in de achterste steunfase terecht, van waaruit de afzet plaatsvindt.

Begin: Verticaalmoment
Einde: Loskomen van de afzetvoet
Functie: Steunfunctie en ontwikkelen van de afzetkracht voor de voorwaartse beweging

Observatiepunten techniek:

  • Optimale strekking in voet-, knie- en heupgewricht.
  • Bovenlichaam nagenoeg rechtop.
  • Ontspannen handen, armen en schouders.

Achterste zwaaifase

De afzet heeft plaatsgevonden, waarna het been vanuit die positie naar voren gaat: de achterste zwaaifase.

Begin: Loskomen van de afzetvoet
Einde: Verticaalmoment
Functie: Zwaaifunctie en ontspanning

Observatiepunten techniek: Afhankelijk van de loopsnelheid ontspannen uitpendelen van het onderbeen naar achter/boven, en wel:

  • Bij een geringe snelheid tot hoogstens horizontaal
  • Bij een gemiddelde snelheid tot horizontaal of iets daarboven
  • Bij een hoge snelheid tot dicht tegen het zitvlak.