Een duurloop op de weg, een intervaltraining op de baan of een rondje in het park. Allemaal bekend terrein voor hardlopers. Maar welk alternatief heb je nog meer? Een heuveltraining. De variatie die de duinen en andere heuvelachtige gebieden bieden, zijn goed voor elke hardloper. Lees hier waarom trainen in de duinen je beter maakt.

Hardlopen in de duinen

Je wordt sterker

Om snelheid én uithoudingsvermogen op te bouwen is het verstandig om je vlakke trainingsroute af te wisselen met heuveltrainingen. Maar waar vind je die? Onder anderen langs de Hollandse kust ligt een fraai duinlandschap. De korte heuveltjes in de duinen leveren meestal niet dezelfde uitdaging voor je spieren en looptechniek als een serieuze heuveltraining. Maar door de snelle afwisseling worden wel telkens andere spiergroepen ingeschakeld, waardoor je lichaam nauwelijks nog zwakke plekken overhoudt.

Je verbrandt meer energie

Dat levert een belangrijke vooruitgang op, of je nu alleen fitter wilt worden of daadwerkelijk naar een snellere finishtijd wilt toewerken. Een glooiend terrein laat je ook meer calorieën verbranden dan een vlakke route. Verder dwingt het wisselende parcours je constant om je houding en pasritme aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Daardoor wordt je lichaam beter bewapend tegen mogelijke blessures.

Hoe vaak heuveltraining in de duinen doen?

Plan zeker een keer per twee à drie weken een training op een glooiend terrein. Probeer de beklimmingen als fartlek uit te voeren (het vaartspel waarbij je de inspanning heuvelop verhoogt en tijdens de afdaling weer herstelt). Mik op minstens drie kwartier.

Wedstrijden

Een vlak parcours kan heuvelaanbidders slappe knieën bezorgen, terwijl heuvels de prestaties van 'vlakke hardlopers' kunnen verpesten. Als je wedstrijden zich meestal afspelen op een vlak terrein, zoals een stratenloop of een halve marathon, kun je door in de duinen te lopen het gevoel krijgen dat je niet genoeg getraind bent. Het is dus belangrijk om frequent een heuveltraining toe te voegen.

Wanneer je voor bepaalde wedstrijden traint, kun je daarom per week meestal beter één of twee duurlopen (inclusief een lange duurloop) afwerken op een soortgelijke ondergrond als het wedstrijdparcours.